Naast de kaders van het Rijk en de provincie is het van belang om na te gaan wat in de gemeentelijke verordeningen is opgenomen. Als de regels van een verordening geheel of gedeeltelijk overgaan in het stelsel van de Omgevingswet, moet worden bekeken of de regels moeten of kunnen worden opgenomen in het omgevingsplan (art. 2.1 Omgevingsbesluit). Die afweging moet bij het wijzigen van het omgevingsplan (in het wijzigingsbesluit) worden gemotiveerd en de resultaten ervan worden in de regels en de toelichting verwerkt.
De reikwijdte van het omgevingsplan wordt ingegeven door de artikelen 2.4 en 2.7 van de Omgevingswet. Er is sprake van een driedeling van regels:
• Regels over activiteiten die de fysieke leefomgeving wijzigen, moeten in het omgevingsplan worden opgenomen. Voorbeelden daarvan zijn het kappen van bomen of het maken van uitritten naar openbare wegen.
• Regels die gaan over de handhaving van de openbare orde, bevoegdheden van de burgemeester of over 'geldzaken' van de gemeente (zoals lokale belastingen en heffingen), mogen niet in het omgevingsplan worden opgenomen.
• Andere regels, waaronder regels over activiteiten die effecten kunnen hebben op de fysieke leefomgeving, mogen in het omgevingsplan worden opgenomen, maar dat is niet verplicht.
Deze driedeling is uitgewerkt in artikel 2.1 van het Omgevingsbesluit (Ob).
Ook de artikelen 1.2, 1.4 en 2.4 van de Omgevingswet stellen kaders aan datgene wat uit verordeningen in een omgevingsplan kan worden opgenomen. Artikel 1.4 van de Omgevingswet heeft tot gevolg dat onderwerpen die in een andere wet uitputtend zijn geregeld, niet in het omgevingsplan kunnen worden opgenomen. Denk bijvoorbeeld aan het reguleren van parkeervakken waarvoor de grondslag te is vinden in de Wegenverkeerswet. Voor meer informatie wordt verwezen naar de toelichting bij het Invoeringsbesluit en de Handreiking verordeningen in het omgevingsplan, van het Ministerie van BZK , directie Eenvoudig Beter en de VNG gezamenlijk (verwacht 2020).
Het advies is om bij elk van uw lokale verordeningen deze stap van het beslisschema te doorlopen. Na het doorlopen daarvan weet u of het onderdeel in het omgevingsplan moet, of kan worden opgenomen, of juist niet.